Inmiddels is duidelijk dat in pensioen-in-eigen-beheer-situaties sprake is van een afstortingsplicht. De pensioenrechten die een ex-echtgenoot van een DGA verkrijgt ten gevolge van echtscheiding, dienen in beginsel bij een professionele verzekeraar te worden afgestort (zie de bespreking van het arrest van de Hoge Raad 20 maart 2009, nr. C07/20, in Pensioen up to Date maart/ april, nr. 2, 2009). Maar hoe zit dat bij stamrechten in de eigen BV? Geldt dan ook een afstortingsverplichting? Deze en andere vragen komen hieronder aan bod.
Resultaten
Lage AOW-franchise in eigen beheer?
In de mei/juni editie van dit jaar behandelden wij de uitspraak van Rechtbank Den Haag d.d. 12 mei 2010, nr. AWB 09/4415 LB). Uit de uitspraak meenden wij af te leiden dat de onderhavige pensioenregeling een eindloonregeling betreft. Naar aanleiding hiervan werden wij gebeld door de adviseur die deze procedure voert. Hij deelde ons mede dat sprake is van een middelloonregeling. Het misverstand kon ontstaan omdat in de feitenomschrijving bij de uitspraak niets stond vermeld over de aard van de regeling – eindloon of middelloon -, terwijl dat natuurlijk wel van groot belang is. Voorts wist de adviseur te melden dat hij namens cliënt in hoger beroep is gegaan. Dus wordt vervolgd.
De Bos-belasting. Hoe zat het daar ook al weer mee?
Het coalitieakkoord Balkenende/Bos 2007 voorzag in een speciale heffing om de AOW betaalbaar te houden. Iedereen die ná 1945 was geboren zou vanaf 2011 een bijdrage gaan betalen ter grote van 0,6% over zijn aanvullende pensioen boven € 18.000 tot € 31.000. Deze bijdrage zou jaarlijks met 0,6% worden verhoogd totdat in 2040 het maximum van 17,9% was bereikt. Personen die tot hun 65e doorwerkten hoefden niets te betalen. De volksmond noemde deze beoogde heffing de ‘Bos-belasting’. Vanwege een te grote complexiteit is de ‘Bos-belasting in een nieuw jasje gestoken: de houdbaarheidsbijdrage. Dit houdt in dat de bovengrens van de tweede schijf niet meer volledig wordt geïndexeerd maar slechts voor 75%. Dit betekent een verkorting van de tweede schijf waardoor eerder het 42% tarief van de derde schijf van toepassing is. De houdbaarheidsbijdrage is gelijk aan het verschil tussen het tarief van de tweede en derde schijf, toegepast op het deel van het inkomen dat vanaf 2011 extra in de derde schijf valt. De houdbaarheidsbijdrage geldt niet voor personen geboren vóór 1 januari 1946. Daartoe staan er sinds 2009 twee tarieftabellen in de Wet IB 2001: een tabel in art. 2.10 voor personen geboren ná 1946 en een tabel in art. 2.10a voor personen geboren vóór 1946. De houdbaarheidsbijdrage wordt met ingang van 2011 feitelijk van kracht. Dan vindt aanpassing van art. 10.1 Wet IB 2001 (inflatiecorrectie) plaats, zodanig dat de bovengrens van de tweede schijf van de tarieftabel van art. 2.10 niet volledig maar met 75% wordt geïndexeerd.
Financieringsovereenkomsten voor 1 januari a.s. aanpassen
Aan het besluit van 3 juli 2008 (nr. CPP2008/447M) is uitgebreid aandacht besteed in de kolommen van dit blad. Belangrijk onderdeel van het besluit betreft de wijze van vaststelling van de pensioenpremies die een werkgever-BV aan een pensioen- of holding-BV dient te betalen (extern eigen beheer). Wanneer sprake is van open indexatie mag volgens het besluit niet meer met een netto rekenrente van 4% worden gerekend. Expliciet dient rekening te worden gehouden met de open indexatie door deze te schatten aan de hand van een percentage vaste stijging. Het besluit keurt een percentage van 2% goed. Daarnaast dient als rekenrente de marktrente te worden gehanteerd. De belastingdienst heeft goedgekeurd dat bestaande financieringsovereenkomsten, die uitgaan van een netto rekenrente van 4%, tot 1 januari 2011 mogen blijven gehandhaafd (Vraag & Antwoord 08-017 d.d. 10 november 2008, www.belastingdienstpensioensite.nl). Maar vanaf die datum dienen de financieringsovereenkomsten overeen te stemmen met het besluit van 3 juli 2008. Bestaande overeenkomsten kan men bijv. aanpassen door een addendum op te stellen met volgende bepaling.
Premie/Koopsommethode verdient meer aandacht!
De laatste jaren heeft een ware kaalslag plaatsgevonden qua pensioenopbouwmogelijkheden (Witteveen, VPL) en qua fiscale lastenneming (verbod lineaire methode, verbod premiemethode, verbod hanteren leeftijdsterugstellingen). We beperken ons nu even tot de fiscale lastenneming. Dan hebben we het over de fiscale waardering van de pensioenverplichting. In feite zijn er nu twee toegestane actuariële waarderingsmethoden: de koopsommethode en de premie/ koopsommethode. De koopsommethode is het eenvoudigst en houdt in dat de contante waarde van de opgebouwde rechten wordt berekend. Omdat geen rekening mag worden gehouden met kostenopslagen en leeftijdsterugstellingen staat bij toepassing van de koopsommethode een veel lager bedrag op de balans dan bedrijfseconomisch gezien juist zou zijn.
Dubieuze brief Belastingdienst Oost-Brabant
Eerder dit jaar heeft Belastingdienst Oost-Brabant kantoor Tilburg een algemene informatiebrief inzake gelijkblijvende pensioenvoorzieningen verstuurd aan accountants en belastingadviseurs. De opstellers van de brief maken zich zorgen over het verschijnsel dat fiscale pensioenverplichtingen inzake DGA-pensioen (vaak?) voor hetzelfde bedrag op de balans staan als het jaar daarvoor. Het gaat dan niet om situaties waarbij de verplichting is bevroren op grond van overgangsrecht (bijv. in verband met de afschaffing van de premiemethode met ingang van 2004)
DGA-pensioen en echtscheiding. Het blijft lastig
In Pensioen up to Date juli/augustus 2007, nr. 4, gingen wij uitgebreid in op de afstorting pensioenvoorziening eigen beheer bij echtscheiding en mogelijke alternatieve manieren om het DGA-pensioen bij een echtscheiding te verdelen. Nu willen we nader ingaan op twee belangrijke vragen.
1. Dient het ouderdomspensioen dat is berekend op basis van voorhuwelijkse jaren te worden verevend indien de pensioentoezegging tijdens het huwelijk is gedaan?
2. Dient rekening te worden gehouden met voor-indexatie?
Nieuw besluit! Weinig nieuws
Er is weer een nieuw besluit verschenen: het besluit van 8 september 2008, nr. CPP/2008/1727M. Dit besluit bevat vooral een samenvoeging en actualisering van eerdere besluiten over (o.a.) de volgende onderwerpen: bijzondere vormen van diensttijd (zoals perioden van verlof, VUT- en prepensioenperioden, uitbreiding begrip dienstjaren bij partner- en wezenpensioenen op risicobasis), pensioengevend loon (o.a. 100%-grens in geval van onregelmatig loon, 100%-grens bij vermindering van de omvang van het dienstverband, pensioengevend loon bij demotie, pensioengevend loon bij arbeidsongeschiktheid), ruil van beloningsbestanddelen (cafetariaregelingen), vaststelling pensioenbijdragen eigen beheer en goudenhanddrukstamrechten.
Per 1 januari 2008 is werkgever aansprakelijk voor nabestaandenpensioen van zijn ex-werknemers bij werkloosheid.
Regelmatig informeren wij u kort en bondig over opmerkelijke bepalingen uit de PensioenWet. Dit is de eerste in een reeks.
Belastingdienst plaagt dga met heffing werknemerspremies en met een verbod op pensioen in eigen beheer. Maar nu de feiten
Het gerucht gaat dat er plannen zijn pensioen in eigen beheer af te schaffen. Wat is er aan de hand? Een en ander heeft te maken met het feit dat de belastingdienst tegenwoordig (sinds 2006) de premies werknemersverzekeringen heft en moet beoordelen wanneer een DGA wel of niet is verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Met DGA bedoelen wij in dit verband de DGA in de zin van art. 1 van de Pensioenwet (degene die voldoet aan de 10%-aandeleneis en wiens pensioen in eigen beheer mag worden uitgevoerd).