U dient ingelogd te zijn om de rest van dit artikel te lezen, klik hier om verder te gaan naar de loginpagina.
De Bos-belasting. Hoe zat het daar ook al weer mee?
Het coalitieakkoord Balkenende/Bos 2007 voorzag in een speciale heffing om de AOW betaalbaar te houden. Iedereen die ná 1945 was geboren zou vanaf 2011 een bijdrage gaan betalen ter grote van 0,6% over zijn aanvullende pensioen boven € 18.000 tot € 31.000. Deze bijdrage zou jaarlijks met 0,6% worden verhoogd totdat in 2040 het maximum van 17,9% was bereikt. Personen die tot hun 65e doorwerkten hoefden niets te betalen. De volksmond noemde deze beoogde heffing de ‘Bos-belasting’. Vanwege een te grote complexiteit is de ‘Bos-belasting in een nieuw jasje gestoken: de houdbaarheidsbijdrage. Dit houdt in dat de bovengrens van de tweede schijf niet meer volledig wordt geïndexeerd maar slechts voor 75%. Dit betekent een verkorting van de tweede schijf waardoor eerder het 42% tarief van de derde schijf van toepassing is. De houdbaarheidsbijdrage is gelijk aan het verschil tussen het tarief van de tweede en derde schijf, toegepast op het deel van het inkomen dat vanaf 2011 extra in de derde schijf valt. De houdbaarheidsbijdrage geldt niet voor personen geboren vóór 1 januari 1946. Daartoe staan er sinds 2009 twee tarieftabellen in de Wet IB 2001: een tabel in art. 2.10 voor personen geboren ná 1946 en een tabel in art. 2.10a voor personen geboren vóór 1946. De houdbaarheidsbijdrage wordt met ingang van 2011 feitelijk van kracht. Dan vindt aanpassing van art. 10.1 Wet IB 2001 (inflatiecorrectie) plaats, zodanig dat de bovengrens van de tweede schijf van de tarieftabel van art. 2.10 niet volledig maar met 75% wordt geïndexeerd.