Zelfstandigen kunnen geen pensioen opbouwen in de tweede pijler. Maar dankzij een op handen zijnde experimenteerbepaling komen er misschien toch mogelijkheden. Mark Boumans promoveerde op het onderwerp. Hij is niet negatief over de voorstellen, maar wel kritisch.
Resultaten
DGA, Pensioen & Echtscheiding
Ook DGA’s scheiden, uit onderzoek blijkt nog vaker dan gewone werknemers. En soms zelfs voor de tweede keer! Ook dan zal het pensioen(inkomen) verdeeld moeten worden. Extra complex wordt het dan als de DGA (nog) pensioen in eigen beheer heeft, een ODV of een lijfrente. Wat zijn dus na de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer én de aanstaande Wet Pensioenverdeling bij Scheiding per 2022 belangrijke aandachtspunten?
Wie checkt periodiek de juiste pensioenfondsaansluiting?
De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat je er als pensioenadviseur niet aan ontkomt om onderzoek te doen naar de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Maar wie is nu verantwoordelijk voor een juist onderzoek hiernaar? Vanuit de pensioenleidraad van de Autoriteit Financiële Markten moet een pensioenadviseur een check uitvoeren bij het opstarten van een ‘vrijwillige pensioenregeling voor een werkgever’ Maar is het niet zo dat ook salarisverwerkers, belastingadviseurs en accountants hiervoor verantwoordelijk zijn?
Focus op ingangsdata oudedagsvoorzieningen in eigen beheer
Bij pensioen- en lijfrenteverplichtingen die in eigen beheer worden uitgevoerd, is het belangrijk dat je bepaalde termijnen in de gaten houdt. Alleen dan kun je optimaal gebruik maken van de diverse adviesmogelijkheden. Want die zijn er!
Overdracht van pensioen zonder indexatieopslag, gehele aanspraak belast
Bij een pensioenopbouw in eigen beheer was er in bijna alle pensioenbrieven een voorwaardelijke open indexatiebepaling opgenomen. Een dergelijke bepaling was ook in alle de door de belastingdienst ontwikkelde
modelovereenkomsten opgenomen. De pensioenen worden na ingang zoveel mogelijk welvaarts- of waardevast gehouden. Destijds was de belangrijkste reden om een dergelijke bepaling op te nemen, om bij de vaststelling van de fiscale pensioenverplichting te kunnen blijven rekenen met een rekenrente van 4%, ook in tijden van een hogere markrente. Anno 2020 met een marktrente van min 0,38% is dat haast onvoorstelbaar. Dat er aan een open voorwaardelijke indexatie bij een overdracht van een pensioenkapitaal wel degelijk waarde toegekend kan worden bleek uit het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006 waarbij de open-indexatie vertaald werd naar een vaste stijging van afgerond 2%. Dit arrest leidde tot de het besluit van 3 juli 2008 waarin de complexe indexatieboekhouding bij overdracht van pensioenkapitaal werd geïntroduceerd. Het is daarom onbegrijpelijk dat een DGA bij een overdracht van pensioenkapitaal in 2012 in de fout ging met zware fiscale consequenties.
Van erfgenamen-ODV naar een uitgestelde eigen lijfrente
In een onlangs gepubliceerd vraag en antwoord van de Belastingdienst is een bevestiging te vinden dat een geërfde ODV omgezet kan worden naar een eigen uitgestelde lijfrente. Het V&A 20-008 handelde over de vraag of een door een erfgenaam verkregen uitkeringsrecht op een ODV aangewend kan worden voor een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente die uitkeert aan de erfgenaam zelf. Deze op zich best wel complex omgeschreven vraag kan het beste aan de hand van een voorbeeld toegelicht worden.
De uitkerende lijfrente in beleggingseenheden, alternatief voor garantie
De lage marktrente betekent dat er met een lijfrentekapitaal een lage gegarandeerde uitkering aangekocht kan worden. Dit is een van de redenen waarom een uitkerende beleggingslijfrente snel aan populariteit wint. Vooral vermogensbeheerders die zich kwalificeren als beleggingsonderneming, in de zin artikel 3.126 wet IB, komen met deze producten. Verzekeringsmaatschappijen en banken blijven met de productontwikkeling nog achter. Afgezet tegen de gegarandeerde bancaire lijfrente leidt de uitkerende beleggingslijfrente naar verwachting tot een fors hogere
uitkering en gelet op de beleggingshorizon van tenminste 20 jaar bij een levenslange bancaire lijfrente kan er wel risico gelopen worden. Bij een uitkeringsperiode van 20 jaar zijn ook in de slecht weer scenario’s, de verwachte uitkeringen nog hoger dan de gestorte koopsom.
ODV in uitkeringsfase, afstorten naar een lijfrente
De eindstand van de uitfaseringswetgeving geeft per 31-12-2019 een totaal van 53.576 omzettingen van een pensioen in eigen beheer naar een ODV, zie ook PUTD 2020-11. Al deze ODV’s kunnen geheel of gedeeltelijk afgestort worden in een lijfrente. Bij de afstorting van de ODV in een lijfrente vindt er een overgang plaats van de wet Loonbelasting naar de wet Inkomstenbelasting. Het lijfrenteregime biedt in de uitkeringsfase meer flexibiliteit dan het ODV-regime. Wij zien weinig redenen waarom een DGA wiens BV over voldoende middelen beschikt, zeker in de uitkeringsfase, niet zou kiezen voor afstorting in een lijfrente. De voordelen van een afstorting in lijfrente ten opzichte van handhaven van de ODV in de BV zetten wij hieronder op een rij.
Pensioen wordt minder zeker en zéker minder!
Pensioen wordt minder zeker en zeker minder, dat is de weinig opbeurende slogan die volgens hoogleraar Mark Heemskerk nog steeds ‘klopt als een bus’. Hij kijkt kritisch naar het pensioenakkoord en maakt zich vooral zorgen om de werknemers met de lagere inkomens. ‘Daar wordt de rekening gepresenteerd.’
Wet Toekomst Pensioenen: een majeure operatie
De Wet Toekomst Pensioenen is de uitwerking van het PensioenAkkoord 2020. In het nieuwe pensioensysteem gaan we van een zogenaamde (al dan niet voorwaardelijk gegarandeerde) uitkeringsovereenkomst (eindloon of middelloon) naar een premieovereenkomst, in meerdere varianten. Voor iedereen