In PutD 2017-11 hebben we de handreiking ‘Fiscale behandeling elders verzekerd pensioen’ besproken. Een handreiking die vergaande consequenties heeft. Consequenties die niet zozeer betrekking hebben op het in eigen beheer gehouden deel, maar met name op de kwalificatie van het elders verzekerde pensioen, de verzekeringstechnische afwikkeling ervan, het vastleggen van de premie- en afstortingsverplichtingen na het definitief splitsen en, misschien wel het belangrijkste, het informeren van de uitvoerder van het elders verzekerde deel over de afspraken die de vennootschap en de DGA hebben gemaakt. Voor de pensioenuitvoerder ontstaat nu (pas) een materiele betrokkenheid die verder gaat dan het incasseren van de premies. Zowel in juridische als in fiscale zin zal de externe pensioenuitvoerder moeten bewegen.
Resultaten
Hoe objectief rechtvaardig is een gestaffelde premieregeling?
U zou het niet denken, maar buiten de uitfaseringsperikelen van het in eigen beheer gehouden pensioen en de verschuiving van de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar spelen er nog veel meer issues in pensioenland. Ons pensioenstelsel is volop in beweging. In het regeerakkoord zijn ingrijpende wijzigingen in dit stelsel aangekondigd. Deze bewegingen zijn noodzakelijk om het hoofd te bieden aan demografische ontwikkelingen, in het verleden gestegen levensverwachting en lage rentes.
We worden ouder en ouder, maar minder snel…
In een eerdere bijdrage dit jaar (PutD 2017-3) gingen we in op de stijging van de AOW-leeftijd. Elk jaar wordt er bepaald of de AOW-leeftijd over vijf jaar met drie maanden vooruit geschoven moet worden. Of de AOW-leeftijd verhoogd wordt, is afhankelijk van prognoses van de levensverwachting. Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze prognoses. Vervolgens komt het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme in werking. Wanneer de toename van de levensverwachting van een 65-jarige groot genoeg is, gaat de AOW-leeftijd omhoog. Dit mechanisme is ook het mechanisme dat de pensioenrichtleeftijd doet verschuiven. Echter, in een ander tempo.
Mag de vennootschap het bijzonder partnerpensioen afkopen?
Op 7 juli jl. hebben wij het centraal aanspreekpunt pensioenen (CAP) een prangende vraag uit onze adviespraktijk gesteld. Deze vraag had betrekking op het prijsgeven, gevolgd door het afkopen, van een recht op bijzonder partnerpensioen. Onderstaand vindt u, integraal, de door ons gestelde vraag.
De uitkeringstermijn van een ODV-uitkering
Kort na de invoering van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer etc per 1 april 2017 is de belastingdienst gebombardeerd met vragen van praktische aard. Dit blijkt althans uit het groot aantal Vragen & Antwoorden (V&A’s) dat kort daarop zijn gepubliceerd. In V&A 17-019 dd 1 april 2017 is een antwoord gegeven op de vraag wat de uitkeringsperiode van de ODV moet zijn als de aanspraak op pensioen wordt omgezet in een aanspraak op een ODV-uitkering in het geval de DGA de AOW-gerechtigde leeftijd al had gepasseerd, maar het pensioen is uitgesteld tot een latere datum. Uit het antwoord bleek toen een pragmatische en praktische oplossing. Immers, de uitkeringstermijn van een ODV bedraagt 20 jaar, of zoveel jaar minder als de AOW-gerechtigde leeftijd al is verstreken. De conclusie die de adviesmarkt hieruit had getrokken was dat de uitkeringsperiode voor de ODV wordt afgerond op hele jaren naar boven.
Wiebes wankeling met het onbepaald elders verzekerd pensioen.
Deze uitgave staat volledig in het teken van de “Handreiking fiscale behandeling elders verzekerd pensioen (versie 7 juli 2017)” die vlak voor het verstrijken van de coulanceperiode is gepubliceerd op de pensioenwebsite van de belastingdienst. Een faux-pas van jewelste natuurlijk. In de vorige uitgave van dit blad (artikel PUTD 2017-08) hebben we onze verbazing, of beter gezegd ons ongenoegen, geuit over het stuitend gebrek aan kennis bij Wiebes over de afwikkeling van gedeeltelijk verzekerde DGA-pensioenregelingen. Ook wel, afhankelijk van de exacte omschrijving in de pensioenovereenkomst, bepaald dan wel onbepaald eigen beheer genoemd. Zonneklaar is dat voor hen de ‘P’ in PEB een inhoudsloos karakter heeft, en misschien wel bewust is genegeerd omdat een tweede lek, in dit geval een echt lek, anders teveel zou worden uitvergroot. Hoe later dit sinkhole wordt geopend, hoe groter de kans is dat er meer DGA’s tegen de foutieve uitleg van Wiebes het eigen beheer pensioen hebben afgekocht of omgezet.
Combinatie eigen beheer en verzekerd pensioen
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Uitfasering Pensioen in eigen beheer (WUPEB) is er sporadisch, en pas na aanname van het wetsvoorstel en novelle, iets meer aandacht besteed aan de combinatie van een verzekerd pensioen en een in eigen beheer opgebouwd pensioen. Deze constructie wordt in de praktijk waarbij er sprake is van een gedeeltelijk verzekerd pensioen middels een kapitaalsovereenkomst of beleggingsverzekering veelal toegepast. De verhouding verzekerd gedeelte en eigen beheer gedeelte is niet vastgelegd ‘bepaald’ maar varieert, ‘onbepaald’ dus . De verhouding werkt op elkaar in als communicerende vaten. De totale aanspraak op pensioen wordt in eigen beheer gehouden onder aftrek (inbouw) van het pensioen dat kan worden herleidt van het niet in eigen beheer verzekerde gedeelte. Het over de pensioengevende diensttijd opgebouwde pensioenkapitaal moet voor de bepaling van de fiscale balanswaarde op basis van dezelfde grondslagen als die gelden voor de waardering in eigen beheer worden omgerekend naar een pensioen en dit pensioen wordt ingebouwd. Deze methode noemt men de herleidingsmethode.
De waarde(ring) van de (aanspraak ingevolge een) oudedagsverplichting (ODV)
De wet uitfasering pensioen in eigen beheer (WUPEB) was eerst en vooral bedoeld ter mitigering van het verschil tussen de fiscale en de commerciële waardering en de complexiteit van het PEB. Los van de vraag wat men nu precies verstaat onder die fiscale en die commerciële waardering, lijkt dat doel nu wel te zijn bereikt. Althans in die gevallen waarin het opgebouwde PEB wordt afgekocht of anders, na een afstempeling tot de fiscale balanswaarde, wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een ODV (ODV-aanspraak). Er lijkt nu zelfs sprake te zijn van dé waarde van de ODV-aanspraak. Die is dan altijd de fiscale balanswaarde, alsof er geen verschil meer is tussen een economische en een fiscale waarde(ring). Het gaat nog verder. Men ziet eigenlijk ook geen verschil tussen de ODV-aanspraak en de waarde van die aanspraak.
Post-relationele solidariteit bij scheiding.
Op 14 april jongstleden heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een zaak waarbij exechtelieden een verschil van inzicht hadden in de reikwijdte van de afstortingsverplichting van het aan de vereveningsgerechtigde toekomende pensioen bij echtscheiding. Dit arrest is het sluitstuk van een ontwikkeling in de rechtspraak dat bij het verevenen van pensioen niet uitsluitend moet worden gekeken naar de theoretisch juridische waarde van het pensioen, maar naar de feitelijke dekkingsgraad.
Het informatieformulier inzake uitfasering en V&A 17-023
Reikhalzend is uitgekeken naar het formulier dat door de directeur-grootaandeelhouder binnen één maand na de afkoop of de omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting moet insturen aan de belastingdienst. Hoewel, reikhalzend? Het wijzigingsbesluit om onder meer het uitvoeringsbesluit loonbelasting UBLB 1965 te wijzigen is al op 16 maart 2017 ingevoerd. Daarin staat een limitatieve opsomming van de wetgever welke informatie de belastingdienst mag of moet uitvragen voor een correcte afwikkeling van het uitfaseringsbesluit. Echter, tot onze verbazing vraagt de belastingdienst, om onbegrijpelijke redenen, veel meer informatie uit dan wettelijk voorgeschreven. Hieronder de verschillen.