In het belastingplan 2019 is opgenomen dat met ingang van 2020 ook voor Onderhoudsverplichtingen (artikel 6.3. wet IB 2001) het niet langer mogelijk is om het betaalde bedrag tegen het hoogste tarief in aftrek te brengen. Dit raakt met name de belastbare inkomens boven de € 68.507. Dit is namelijk het bedrag waar de hoogste schijf begint. In stapjes van 3% wordt het tarief voor deze aftrekpost met stapjes verlaagd naar 37,05% in 2023 Dit is het tarief in de laagste schijf.
Resultaten
De wet Pensioenverdeling bij scheiding raakt ook de DGA.
De Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding is van kracht op echtscheidingen vanaf 1 mei 1995 wordt binnenkort vervangen. Op 16 september 2019 is de wet Pensioenverdeling bij scheiding 2021 gepubliceerd. Deze Wet komt voort uit een uitgebreide evaluatie van de huidige Wet.
De premieovereenkomst als pensioenregeling (deel 3).
In twee eerdere uitgaven van dit blad (Putd 2018-10 en 2018-13) hebben we de premieovereenkomst geïntroduceerd en de life cycles. We hebben laten zien wat het verschil in risicoprofiel doet met de kans op een adequaat pensioen. Ook hebben we de (on-) zin van de rentediscussie besproken. Life cycles zijn zo vormgegeven dat ze voorsorteren op een stabiel pensioenresultaat en in belangrijke mate ongevoelig zijn voor renteschommelingen. Life cycles zijn dus geen vermogensopbouwproducten. Om een hoog pensioen te krijgen is het van belang om vooral vroeg te beginnen met premie betalen en zoveel mogelijk premie in te leggen. Fiscaal wordt daarin heel veel ruimte geboden.
Hardvochtige opstelling CAP gecorrigeerd door toepassing hardheidsclausule
Een van de meest controversiële antwoorden van het CAP inzake de uitfasering van het pensioen in eigen beheer was in april 2017, vraag en antwoord 17-016. Dit betrof een vraag over de afkoopwaarde en met name de afkoopkorting bij afkoop van een reeds ingegaan partnerpensioen indien de DGA overleden was na 31 december 2015 maar voor de afkoopdatum. Op grond van de tekst van artikel 38o lid 1 wet LB wordt de afkoopkorting verleend over de fiscale pensioenverplichting op het moment van afkoop of indien deze lager is, over de fiscale pensioenverplichting per 31 december 2015. En in deze laatste bepaling schuilt het probleem. Het CAP redeneert als volgt.
Echtscheiding en afkoop van pensioen, de eerste jurisprudentie
In 2017 is er naar aanleiding van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer (hierna: WUPEB) door DGA’s met regelmaat gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op fiscaal voordelige wijze het pensioen af te kopen. In de vakliteratuur en in de praktijk is er veelvuldig gediscussieerd in welke situaties en op welke wijze de partner van de DGA in dat geval gecompenseerd zou moeten worden. Deze veelal theoretische discussie krijgt natuurlijk een geheel andere lading als er kort na het realiseren van de afkoop daadwerkelijk sprake is van echtscheiding. De eerste rechtszaken hierover moeten nog gevoerd worden. Afkoop van pensioen komt ook buiten de context van de WUPEB incidenteel voor. Een geschil bij echtscheiding waarin afkoop van pensioen een rol speelde heeft de afgelopen jaren zijn weg in het juridisch circuit gevonden. Op 13 juli 2018 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in deze zaak.
Mag de vennootschap het bijzonder partnerpensioen afkopen?
Op 7 juli jl. hebben wij het centraal aanspreekpunt pensioenen (CAP) een prangende vraag uit onze adviespraktijk gesteld. Deze vraag had betrekking op het prijsgeven, gevolgd door het afkopen, van een recht op bijzonder partnerpensioen. Onderstaand vindt u, integraal, de door ons gestelde vraag.
De uitkeringstermijn van een ODV-uitkering
Kort na de invoering van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer etc per 1 april 2017 is de belastingdienst gebombardeerd met vragen van praktische aard. Dit blijkt althans uit het groot aantal Vragen & Antwoorden (V&A’s) dat kort daarop zijn gepubliceerd. In V&A 17-019 dd 1 april 2017 is een antwoord gegeven op de vraag wat de uitkeringsperiode van de ODV moet zijn als de aanspraak op pensioen wordt omgezet in een aanspraak op een ODV-uitkering in het geval de DGA de AOW-gerechtigde leeftijd al had gepasseerd, maar het pensioen is uitgesteld tot een latere datum. Uit het antwoord bleek toen een pragmatische en praktische oplossing. Immers, de uitkeringstermijn van een ODV bedraagt 20 jaar, of zoveel jaar minder als de AOW-gerechtigde leeftijd al is verstreken. De conclusie die de adviesmarkt hieruit had getrokken was dat de uitkeringsperiode voor de ODV wordt afgerond op hele jaren naar boven.
Nogmaals de handreiking elders verzekerd pensioen
In PutD 2017-11 hebben we de handreiking ‘Fiscale behandeling elders verzekerd pensioen’ besproken. Een handreiking die vergaande consequenties heeft. Consequenties die niet zozeer betrekking hebben op het in eigen beheer gehouden deel, maar met name op de kwalificatie van het elders verzekerde pensioen, de verzekeringstechnische afwikkeling ervan, het vastleggen van de premie- en afstortingsverplichtingen na het definitief splitsen en, misschien wel het belangrijkste, het informeren van de uitvoerder van het elders verzekerde deel over de afspraken die de vennootschap en de DGA hebben gemaakt. Voor de pensioenuitvoerder ontstaat nu (pas) een materiele betrokkenheid die verder gaat dan het incasseren van de premies. Zowel in juridische als in fiscale zin zal de externe pensioenuitvoerder moeten bewegen.
Hoe objectief rechtvaardig is een gestaffelde premieregeling?
U zou het niet denken, maar buiten de uitfaseringsperikelen van het in eigen beheer gehouden pensioen en de verschuiving van de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 68 jaar spelen er nog veel meer issues in pensioenland. Ons pensioenstelsel is volop in beweging. In het regeerakkoord zijn ingrijpende wijzigingen in dit stelsel aangekondigd. Deze bewegingen zijn noodzakelijk om het hoofd te bieden aan demografische ontwikkelingen, in het verleden gestegen levensverwachting en lage rentes.
We worden ouder en ouder, maar minder snel…
In een eerdere bijdrage dit jaar (PutD 2017-3) gingen we in op de stijging van de AOW-leeftijd. Elk jaar wordt er bepaald of de AOW-leeftijd over vijf jaar met drie maanden vooruit geschoven moet worden. Of de AOW-leeftijd verhoogd wordt, is afhankelijk van prognoses van de levensverwachting. Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze prognoses. Vervolgens komt het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme in werking. Wanneer de toename van de levensverwachting van een 65-jarige groot genoeg is, gaat de AOW-leeftijd omhoog. Dit mechanisme is ook het mechanisme dat de pensioenrichtleeftijd doet verschuiven. Echter, in een ander tempo.