Indien een ontslagen werknemer een ontslagvergoeding krijgt dan kan er voor gekozen worden om deze in de vorm van een stamrecht te gieten. Een stamrecht is een recht op een periodieke uitkering. Van het stamrechtkapitaal dient, uiterlijk op leeftijd 65, een periodieke uitkering te worden aangekocht. Het voordeel van een stamrecht is dat het toekennen van een stamrecht vrijgesteld is van loonbelasting. In dit verband spreekt men over de goudenhanddrukstamrechtvrijstelling (zie art. 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964). Pas over de periodieke uitkeringen vindt belastingheffing plaats. Dit betekent uitstel van belastingheffing en bovendien kan een tariefsvoordeel worden behaald. In 2005 is het goudenhanddrukstamrecht en de strafheffing van art. 32aa Wet LB uitvoerig onderwerp van gesprek geweest (zie o.a. Pensioen up to Date, september/oktober 2005, nr. 5). Op deze problematiek gaan wij nu niet nader in. Die is toen duidelijk uit de doeken gedaan.
Resultaten
Verdeling van VUT-achtige pensioenen bij (echt)scheiding grijs gebied
Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) krijgt de ex-echtgenote van de pensioengerechtigde recht op uitbetaling van de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Onder oudedomspensioen wordt mede verstaan tijdelijk ouderdomspensioen. VUT-rechten vallen in beginsel niet onder de werking van de WVPS. Voorts is van belang dat de waarde van de pensioenrechten niet in de echtelijke boedel vallen, in geval van gemeenschap van goederen. In de periode voor de invoering van de WVPS was dit wel het geval en diende de waarde van de pensioenrechten bij echtscheiding te worden verdeeld (Boon/Van Loon-regime). In de praktijk zijn er VUT-achtige regelingen waarvan de kwalificatie VUT of pensioen niet altijd duidelijk is. Het gaat hier vooral om overgangsregelingen die in het kader van de omzetting van VUT-regelingen in (pre)pensioenregelingen zijn gecreëerd. Bij echtscheiding leidt dit dan tot de vraag of de WVPS wel of niet van toepassing is.
Rechtbank Breda maakt gehakt van conserverende aanslag
De belastingwetgever tracht op allerlei slinkse wijzen de belastingclaim op pensioenaanspraken te behouden. Een voorbeeld hiervan is het systeem van conserverende aanslagen dat in 2001 werd ingevoerd. Dit systeem houdt in dat bij emigratie een aanslag wordt opgelegd op basis van de waarde van de in Nederland opgebouwde pensioenaanspraken (art. 3.83 Wet IB 2001).
Wettelijk recht op waardeoverdracht soms dure grap voor werkgever
Wanneer een werknemer een nieuw dienstverband aanvaardt dan heeft hij het recht het bij zijn oude werkgever opgebouwde pensioen in te brengen in de pensioenregeling van zijn nieuwe werkgever. Dit heet het wettelijk recht op waardeoverdracht. De vraag is of het voordelig is om van dit wettelijk recht gebruik te maken. Het argument dat het uit oogpunt van eenvoud en overzichtelijkheid verstandig is dat je al je pensioen bij één pensioenuitvoerder hebt staan, is niet heel erg sterk. Het gaat er om welk alternatief het hoogste pensioen oplevert. Er is in dit verband eigenlijk maar 1 situatie waarbij op voorhand gezegd kan worden dat waardeoverdracht voordelig is.
Opmerkelijk arrest inzake vaststelling overdrachtswaarde van in eigen beheer ACCOUNTANTS gehouden pensioen met open indexatie
In het arrest HR, 14 april 2006, nr. 41.569 ging het om een casus waarbij een pensioenverplichting per 1 december 1999 van de werk-BV naar de holding werd overgedragen. De vraag was welke berekeningsgrondslagen bij de vaststelling van de overdrachtswaarde kunnen worden gehanteerd.
Nogmaals levensloop en gebruikelijkloonregeling
In de vorige aflevering van Pensioen up to Date besteedden wij al aandacht aan dit onderwerp naar aanleiding van antwoorden van staatssecretaris Wijn (brief van 21 maart 2006, DDB 2006-00075 U). Op 27 april 2006 heeft de staatssecretaris nieuwe vragen beantwoord over de levensloopregeling (brief van 27 april, nr. DB06-197). Eerst nog even de gebruikelijkloonregeling samenvatten:
Geheel nieuw Besluit pensioen DGA
Voor de pensioenregeling van de DGA in eigen beheer is een nieuw Besluit gepubliceerd. Het besluit van 28 maart 2006 (nr. CPP2005/2742M) behandelt in hoofdzaak 2 onderwerpen: zakelijkheid in verband met inkoop van dienstjaren en premiebetalingen aan pensioenlichamen. Dat laatste klinkt als een anachronisme.
Levensloop en gebruikelijkloonregeling kan tot dubbele heffing leiden
Staatssecretaris Wijn heeft in antwoord op kamervragen laten weten dat het loon van een DGA na aftrek van de ingehouden bijdrage aan de levensloopregeling moet voldoen aan de regels voor het gebruikelijk loon (brief van 21 maart 2006, DDB 2006-00075 U). Volgens de staatssecretaris is hierbij van belang of bij andere werknemers die geen DGA zijn in vergelijkbare dienstbetrekkingen, het na aftrek van de inleg in de levensloopregeling gebruikelijke loon, niet hoger is dan het na aftrek in de levensloop resulterende loon van de DGA.
Uitspraak Rechtbank Haarlem: Voorperiode is geen pensioengevende diensttijd!
De voorperiode van de BV, die aanvangt op het moment van tekenen van de intentieverklaring of voorovereenkomst, kon vroeger meetellen als diensttijd. Sinds 1 juni 1999 (invoeringsdatum Wet fiscale behandeling van pensioenen) kan dit niet meer. De voorperiode wordt niet genoemd in de uitputtende opsomming van fiscaal toegestane diensttijd die art. 10a Uitv.besl. LB 1965 geeft.
Pensioenoptimalisatie voor werknemers geboren voor 1 januari 1950 nog steeds mogelijk!
Het overgangsrecht dat in het kader van VPL is gecreëerd kent een opvallend onderscheid tussen de overgangsbepalingen voor VUT en prepensioen enerzijds (art. 38c en 38d Wet LB) en ouderdoms- en overbruggingspensioen anderzijds (art. 38e en 38f Wet LB). Ten aanzien van VUT en prepensioen is bepaald dat voor bestaande regelingen de oude bepalingen onder voorwaarden van toepassing blijven voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950.