Resultaten

In de praktijk komt het regelmatig voor dat Belgisch ingezetenen een pensioenuitkering ontvangen van een Nederlandse pensioenuitvoerder. In deze bijdrage ga ik in op dga’s die zijn geëmigreerd naar België en pensioenuitkeringen ontvangen uit hun Nederlandse bv. Maar tevens geldt deze problematiek voor uitkeringen die Belgisch ingezetenen ontvangen van Nederlandse verzekeringsmaatschappijen of pensioenfondsen. Aanleiding voor deze bijdrage zijn enkele uitspraken die gedaan zijn voor dit soort situaties.

Over het belastingverdrag met Duitsland (inmiddels zeven jaar van kracht) worden nog regelmatig gerechtelijke procedures gevoerd. Het verdrag is helder en de jurisprudentie volgt een vaste lijn. In deze bijdrage een overzicht van een aantal recente uitspraken en een korte uiteenzetting over het verdrag.

Een piloot vliegt na zijn pensionering door bij een Turkse luchtvaartmaatschappij. Hij woont in Turkije en gaat er vanuit dat zijn pensioenuitkeringen in Turkije belast worden. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de piloot door toepassing van het belastingverdrag Nederland-Turkije inwoner is van Nederland. En dat Nederland het heffingsrecht heeft over de pensioenuitkeringen.

Een specifiek onderdeel van de pensioenmaterie betreft de fiscale behandeling van pensioenen opgebouwd bij internationale organisaties. Onlangs is hierover een besluit (besluit van 19 augustus 2022, nr. 2022-206968) verschenen dat de doelstelling heeft hier wat meer duidelijkheid in te brengen.

De ietwat provocerende titel van deze bijdrage is wellicht wat anders dan u gewend bent. Het is echter de naam van een actiegroep die protesteert tegen de –in zijn ogen- onrechtvaardige gevolgen van het Belastingverdrag met Duitsland dat in 2012 is gesloten. Op 9 juni 2022 gaf de staatssecretaris van Financiën-Fiscaliteit en Belastingdienst zijn reactie op vragen en opmerkingen uit de Tweede Kamer.

Een inwoner van België ontvangt Nederlands pensioen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen heeft. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalt.

Een inwoner van de VS ontvangt een pensioenuitkering van het ABP. Hij werkte zijn gehele actieve loopbaan voor de Nederlandse overheid. Hij werd ontslagen en ontving een aantal jaren wachtgeld en een ‘uitgesteld pensioen’. Hij is van mening dat het heffingsrecht over het ABP-pensioen, voor zover dat is opgebouwd in de periode waarin hij ‘uitgesteld pensioen’ ontving, toekomt aan de VS. Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist anders.

Erik Schouten, vaste auteur van Pensioen Vanmorgen, promoveerde in november aan de Vrije Universiteit Amsterdam op zijn proefschrift met de titel ‘Fiscale Europeesrechtelijke aspecten van grensoverschrijdend pensioenverkeer. Een onderzoek naar Nederlandse fiscale wet- en regelgeving betreffende werknemers en pensioenuitvoerders’. In dit artikel geeft hij een voorproefje.

De belanghebbende woont in België en ontvangt periodieke en eenmalige uitkeringen uit zijn Nederlandse stamrecht-BV. Naar zijn mening heeft België het heffingsrecht over deze uitkeringen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt echter dat het heffingsrecht over de periodieke en eenmalige uitkeringen aan Nederland is toegewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant deed uitspraak in een procedure waarbij de kwalificatie van pensioen van de Nederlandse Spoorwegen centraal stond. Was dit NS-pensioen privaat of publiek? Het antwoord op deze vraag bepaalde welk land volgens het oude belastingverdrag het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen heeft: Nederland of het woonland Duitsland.