Op 15 april 2013 is het wetsvoorstel Verlaging maximale opbouwen premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (wet VMO) ingediend bij de Tweede Kamer (wetsvoorstel 33.610). Nadat het voornemen al in het Regeerakkoord bekend was gemaakt (zie PUTD 2012, nr. 6) en budgettair ingeprijsd vanaf 2015 zijn de plannen bevestigd in het Sociaal Akkoord. En prompt gevolgd door een wetsvoorstel! Dit wetsvoorstel betekent een verdere beperking van de pensioenopbouw. De beoogde ingangsdatum van dit wetsvoorstel is 1 januari 2015. Wij hebben voor de (fi scale) advisering nu in 2013 dus te maken met drie regimes; het huidige VPL-regime; het aanstaande VAP-regime in 2014; en het voorgestelde VMO-regime vanaf 2015. Wij zetten de verschillen en overeenkomsten hieronder voor u op een rij.
Resultaten
Artikel 3.28 Wet IB, fiscus bijt weer in het stof
In navolging van de Rechtbank Breda heeft onlangs het Gerechtshof Den Haag eveneens geoordeeld dat de kosten in verband met het verschil tussen de marktrente en 4% niet als kosten in verband met indexatie worden beschouwd
Nieuw model pensioenovereenkomst van belastingdienst
Op 15 april 2013 zijn de model pensioenovereenkomsten van de belastingdienst, afgestemd op de VAP-wetgeving, gepubliceerd. Ten opzichte van de voorgaande pensioenovereenkomsten zijn de opbouwpercentages aangepast en is de terminologie aangepast aan de inmiddels gewijzigde Pensioenwetgeving. Opvallend is dat de overgangsbepaling alleen nog maar voorziet in het herrekenen naar één pensioenleeftijd, in casu, de pensioenleeftijd van 67 jaar. In de toelichting is te lezen dat er nu gekozen is voor één pensioenleeftijd. Het hanteren van meerdere pensioenleeftijden heeft in de praktijk geleid tot onduidelijkheden en uitvoeringsproblemen. Ook de belastingdienst zit blijkbaar niet meer te wachten op een nog groter origamipensioen. Verder wordt bij het model een addendum geleverd waarbij geanticipeerd wordt het LevensverwachtingsAanpassingsMechanisme (LAM). Bij een verhoging van de pensioenleeftijd als gevolg van het LAM behoeft alleen het addendum toegevoegd te worden.
Het VAP-excedent een complexe exercitie (deel 1).
De Wet Aanpassing Pensioenleeftijd (en AOW-leeftijd), kortweg VAP, voegt een extra complexiteit aan de inmiddels al niet meer zo eenvoudige berekening van het tijdsevenredig pensioen toe. Het VAP-excedent ontstaat ofwel bij het verschuiven van de pensioenleeftijd naar 67 jaar tegen het lagere opbouwpercentage van 1,9% ofwel bij het handhaven van de 65 jarige leeftijd tegen het actuarieel gekorte opbouwpercentage van 1,63%%.
Special: De beschikbare premieregeling.
Deze uitgave staat, zoals aangekondigd in ons vorige nummer, volledig in het teken van de beschikbare-premieregeling (BPR). Wij focussen daarbij op de toepasbaarheid voor de DGA. De directe aanleiding is de publicatie van een nieuw ‘staffelbesluit’ door Financiën. Met de term ‘staffelbesluit’ worden de door de Staatsecretaris van Financiën middels een besluit gepubliceerde, uniform toepasbare, staffels voor beschikbare premieregelingen bedoeld. Op 22 februari 2013 is een gecorrigeerde versie van het staffelbesluit van 13 december 2012 gepubliceerd.
Kan de pensioenverplichting ook wat lager?
De economische malaise gaat niet ongemerkt voorbij aan de MKB-
ondernemer. Wij krijgen regelmatig de vraag of de fiscale pensioenverplichting
niet wat lager kan. Met name de actuariële supertanker speelt de, intussen niet
meer zo goed renderende, BV parten. Daarmee wordt de actuariële oprenting van
de pensioenvoorziening voor de opgebouwde pensioenaanspraken bedoeld. Die
oprenting gaat altijd door, ook als de pensioenopbouw is gestopt. De reden om de
pensioenverplichting lager te waarderen dan op het maximale fiscale niveau, heeft
zowel rationele als emotionele kanten. Ter voorkoming van verdampende verliezen
en een beter ogende fiscale balanspresentatie richting stakeholders. Inmiddels
zullen deze stakeholders ook al wel op de hoogte zijn van het verschil tussen de
fiscale pensioenverplichting en de bedrijfseconomische pensioenverplichting zodat
dit struisvogelargument steeds minder hout zal snijden.
Vervroegen of uitstellen van het pensioen en de pensioenverplichting effect marktrente
In vrijwel elke pensioenovereenkomst is
de mogelijkheid tot vervroeging of uitstel van pensioen
opgenomen. Sinds het besluit van 30 augustus 2011, nr.
BLKB2011/1231M wordt voor de vervroeging van het pensioen
tot aan 60 jarige leeftijd zelfs niet langer de voorwaarde van
stoppen met werken gesteld. Voor het uitstellen van pensioen
tot aan 5 jaar van de oorspronkelijke pensioenleeftijd geldt nog
wel de voorwaarde van doorwerken. In de praktijk blijkt dat
bij een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar, de leeftijd waarop de
DGA daadwerkelijk met pensioen gaat, te variëren tussen de
60 en 70 jaar. De pensioenen worden bij vervroeging actuarieel
gekort en bij uitstel actuarieel verhoogd. De herrekening vindt
dan zoals vastgelegd in de meeste pensioenovereenkomsten
plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
Tevens dient de omzetting plaats te vinden op basis van de
tarieven die zakelijke partijen zoals een pensioenverzekeraar
en verzekerde met elkaar overeen zouden komen. Kortom bij
de herrekening moet worden uitgegaan van de marktrente en
leefijdsterugstellingen. En dit heeft een verstorend effect op de
fiscale pensioenverplichting.
Afschaffing van de levensloopfiscaal voordeel in 2010
Met ingang van 2012 was nieuwe toegang tot
de levensloopregeling al geblokkeerd. Alleen per 31-12-2011
bestaande deelnemers met een saldo van € 3.000,– of meer,
konden gebruik blijven maken van de levensloopfaciliteit
op grond van een zeer ruime overgangsregeling. Deze
overgangsregeling is met ingang van 2013 sterk ingeperkt. Per
einde 2021 bestaat de levensloopfaciliteit niet meer en wordt
het dan aanwezige saldo tot het box-I inkomen gerekend. Een
strop voor de DGA’s die met de levensloop dachten alsnog
een prépensioen te realiseren. Het opgebouwde saldo van
maximaal 210% van het salaris zou dan immers vanaf 62 jaar
tot aan de 65-jarige leeftijd worden uitgekeerd.
Nieuwe beschikbare premiestaffels per 1 januari 2014
De verhoging van de pensioenleeftijd naar
67 jaar heeft impact op iedere pensioenregeling in Nederland.
Steeds meer pensioenregelingen in Nederland zijn gebaseerd
op het beschikbare premiestelsel. Over het algemeen
zijn dit collectieve pensioenregelingen voor werknemers,
maar mondjesmaat stappen DGA’s ook over op dit type
pensioenregeling.
Om aan de praktijk tegemoet te komen, zijn door Financiën
nieuwe algemeen toepasbare beschikbare premiestaffels
gepubliceerd op 13 december 2012. Dit 2012-besluit combineert