Op 4 juni 2010 sloten de sociale partners binnen de Stichting van de Arbeid een pensioenakkoord. Dit akkoord werd op 30 maart 2011 nader uitgewerkt. De hoofdlijnen van het akkoord zijn dat zowel de AOW-leeftijd als de pensioenleeftijd in aanvullende regelingen wordt aangepast aan de stijging van de levensverwachting, en dat de premies voor aanvullende pensioenregelingen stabiel blijven. Dit akkoord betekent dat het huidige pensioenstelsel behoorlijk op zijn kop wordt gezet en dat werknemers zekerheden verliezen. In april van dit jaar was er binnen de FNV (met name FNV bondgenoten) veel weerstand tegen het akkoord waarmee de vakcentrale FNV heeft ingestemd. Hierdoor ontstond de indruk dat er eigenlijk geen akkoord was. Desalniettemin hebben kabinet, werkgevers- en werknemersorganisatie (waaronder FNV vakcentrale) op 10 juni jongstleden overeenstemming bereikt. De gemaakte afspraken behelzen:
Resultaten
Financieringsovereenkomst voor 5 jaar?
Aan het vermaledijde besluit van 3 juli 2008 (nr. CPP/447M) en de problematiek van de lastenneming van indexatie hebben we al veel aandacht besteed. Het besluit stelt dat bij de vaststelling van de pensioenpremies die de werkgever-BV aan een pensioenBV moet betalen, ter financiering van een open geïndexeerd pensioen, geen netto rekenrente van 4% mag hanteren. Bestaande financieringsovereenkomsten die uitgingen van een netto-rekenrente van 4% mochten tot en met 2010 worden gehandhaafd. Nieuwe financieringsovereenkomsten, die vanaf 1 januari 2011 circuleren, bevatten soms de bepaling dat de financieringsovereenkomst voor 5 jaar geldt. De fiscus zou dit eisen. De belastingdienst heeft inderdaad op www.belastingdienstpensioensite.nl gesteld dat het gebruikelijk is om financieringsovereenkomsten schriftelijk af te sluiten voor een periode van 5 jaren, dan wel voor de looptijd van een CAO (zie Vraag & Antwoord 08-017 d.d. 101108). Dit is juist als het om collectieve pensioencontracten gaat. Voor DGA’s is dit niet het geval. Sterker nog, DGA’s kunnen een eindloon- of middelloonregeling met gegarandeerde uitkeringen niet verzekeren bij een verzekeraar omdat verzekeraars daar geen producten voor hebben. Het enige wat mogelijk is om eenmalig een stukje pensioen tegen betaling van een koopsom in te kopen. De hoogte van de koopsom is afhankelijk van de tarieven op aankoopdatum. Die tarieven wijzigen voortdurend en liggen niet voor 5 jaar vast. Conclusie is dat het onzakelijk is om een 5-jaarstermijn in de financieringsovereenkomst op te nemen omdat dit in de verzekeringsmarkt in geval van individuele pensioenen ook niet plaatsvindt.
Rectificatie i.v.m. prijsgeven van pensioenrechten bij Antilliaanse pensioen-NV
In de vorige editie van de pensioengids bespraken we de uitspraak van Hof Amsterdam van 24 maart 2011 (nr. 08/00735) inzake het prijsgeven van pensioenrechten bij een Antilliaanse pensioenNV. Daarin stelden we dat het Hof de kans dat de DGA zou afzien van pensioen stelde op 10%. Dit is onjuist. De kans dat de DGA niet zou afzien werd op 10% gesteld. Dit betekent dus dat bij de vaststelling van de eindafrekeningswinst 90% van de pensioenverplichting vrijviel.
Het schiet nog niet op met de PPI
Zoals wij reeds in Pensioen up to Date januari/februari 2011 nr. 1 hebben gemeld is het mogelijk om met ingang van dit jaar een premiepensioeninstelling (PPI) op te richten. De PPI kan alleen als uitvoerder optreden van beschikbarepremieregelingen. In januari van dit jaar zijn de eerste aanvragen voor een PPIvergunning ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft pas een vergunning afgegeven aan Be Frank. Be Frank is een samenwerking van Binck Bank en Delta Lloyd. Wordt vervolgd. Verzekeren en PPI We wezen erop dat een PPI niet als verzekeraar kan optreden van partner- wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen en van ingegaan pensioen. Hier is wel een nuancering op zijn plaats. Een PPI kan namelijk wel een volmachtbedrijf uitoefenen. Dit betekent dat een PPI genoemde risicopensioenen wel kan regelen maar dat het feitelijke risico bij een verzekeraar wordt ondergebracht. Een PPI kan dus een volledige beschikbarepremieregeling incl. risico-elementen uitvoeren.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering DGA in prive of via de BV?
DGA’s hebben vaak in privé een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) gesloten. Een arbeidsongeschiktheidsvoorziening zou ook bij de eigen BV kunnen worden geregeld, bijv. in de vorm van een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Wat is fiscaal voordeliger? Aan de hand van een cijfervoorbeeld zullen we mogelijke opties vergelijken.
Onhandige actie DGA leidt tot afkoop pensioen
Een in België woonachtige DGA heeft pensioen opgebouwd in zijn BV. In 2004 bedraagt de pensioenverplichting ca. € 700.000 terwijl er ca. € 300.000 aan liquide middelen aanwezig is. Daarnaast is sprake van een vordering op een andere BV van de DGA ter grootte van € 550.000. Deze vordering is in feite veel minder waard. Het bedrag aan liquide middelen wordt in december 2004 volledig door de DGA opgenomen. Eind januari 2005 wordt in verband met de geldopname een lening overeenkomst opgesteld. De inspecteur stelt dat de geldopname in december 2004 moet worden gezien als een gedeeltelijke afkoop van pensioen en dat daarom de gehele aanspraak ter waarde van € 700.000 als loon uit vroegere dienstbetrekking moet worden aangemerkt. De DGA stelt dat de geldopname een lening betreft. Hof Den Bosch oordeelt echter dat er geen bewijs is voor de stelling dat de lening overeenkomst al bestond ten tijde van de geldopname en stelt de inspecteur in het gelijk (Hof Den Bosch 18 februari 2011, 2009/00692). Van belang is nog te melden dat het belastingverdrag met België de heffing ingeval van afkoop toewijst aan Nederland.
Bank aansprakelijk voor beleggingsverlies pensioen-BV
Twee BV’s, BV 1 en BV 2 (een pensioen-BV) stelden Staalbankiers aansprakelijk voor geleden beleggingsverliezen. Deze bank adviseerde beide BV’s in 2007 om een aanzienlijk deel van het totale vermogen te beleggen in het fonds Staalbankiers Garantiebeheer. Dit fonds koopt vervolgens een zogeheten Note bij Lehman Brothers. Dit betekent dat feitelijk sprake is van een vordering op Lehman Brothers. De Note voorziet in een garantie die inhoudt dat men na afloop van een termijn van 8 jaar in ieder geval het inlegde vermogen terugkrijgt. Alleen bij een faillissement van Lehman vervalt deze garantie. In 2008 ging Lehman failliet. Beide BV’s stelden de bank vervolgens aansprakelijk voor het geleden verlies.
Voorziening partnerpensioen valt vrij bij overlijden partner. Klinkt logisch!
Stel er is sprake van een DGA met pensioenopbouw in eigen beheer. Toegezegd is ouderdoms- en partnerpensioen. De partner van de DGA overlijdt en er is geen sprake van een nieuwe partner. Het lijkt dan niet meer dan logisch dat de voorziening voor het partnerpensioen vrijvalt in het resultaat. Toch zag een belastingplichtige (c.q. adviseur) er blijkbaar brood in om hier een procedure over te starten met de stelling dat de voorziening voor het partnerpensioen na overlijden moesten worden bevroren. Tevens was de belastingplichtige van mening dat bij de bepaling van de pensioengrondslag 2006 moest worden uitgegaan van de AOW-franchise 2003 omdat het salaris sinds 2003 niet was gewijzigd. Beide stellingen werden door Rechtbank Haarlem verworpen (Rb. Haarlem 29 maart 2011, nr. 10/1135, Fiscaal up to Date aflevering 14 in 2011, onder nummer FutD 2011-0770). Eén onderdeel van de uitspraak, de eis dat er in geval van pensioen in eigen beheer een aanwijsbare partner moet zijn, verdient nadere aandacht. Deze eis is onderdeel van de gangbaarheidstoets.
Hoge Raad: Conserverende aanslag niet in strijd met EG-recht
Op 15 april jl. oordeelde de Hoge Raad, in een geval van emigratie naar België, dat de conserverende aanslag noch in strijd was met het belastingverdrag noch met het EG-recht (HR 15 april 2011, nr. 10/00990). Over strijdigheid met het EG-verdrag had de Hoge Raad zich nog niet eerder uitgelaten.
Prijsgeven van pensioenrechten bij Antilliaanse pensioen-NV: Deja vu bij Hof Amsterdam
De problematiek van het prijsgeven van pensioenrechten bij Antilliaanse pensioen-BV’s is ‘ouwe koek’. Immers tot 1 januari 1995 mocht een pensioen-BV in het buitenland zijn gevestigd. Thans geldt nadrukkelijk de voorwaarde dat de BV de pensioenverplichting voor de heffing van de vennootschapsbelasting tot het binnenlands vermogen rekent (art. 19a lid 1 onderdeel d Wet LB 1964). Toch was er onlangs weer een uitspraak over deze problematiek.