Een stamrecht is een recht c.q. aanspraak op periodieke uitkeringen. Het begrip ‘periodieke uitkeringen’ komt voor in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964. De inhoud van het begrip is voor beide wetten identiek. Periodieke uitkeringen zijn een reeks van uitkeringen waarbij sprake is van een bepaalde onzekerheid. In het kader van pensioen, goudenhanddrukstamrechten en lijfrenten vormt het overlijdensrisico c.q. de sterftekans de onzekerheid. De sterftekans dient minimaal 0,94% te zijn (arrest Hoge Raad, 30 oktober 1991, nr. 27 215). Dit betekent dat er minimaal een kans van 0,94% moet zijn dat de reeks van uitkeringen ten einde komt door het overlijden van de gerechtigde. In concreto komt dit erop neer dat gedurende de uitkeringsperiode de verzekerde of beide verzekerden minimaal een kans van 0,94% moeten hebben om te overlijden.
Resultaten
Afzien bij uitstel van pensioen naar 65. Toch belast volgens fiscus!
Een DGA heeft de pensioenleeftijd van 60 bereikt en € 20 000 aan pensioen opgebouwd. Hij blijft doorwerken, bouwt geen pensioen meer op en stelt zijn pensioen uit tot 65 jaar. De hoogte van het pensioen blijft € 20 000. In feite wordt hier afgezien van pensioen, namelijk van vijf maal de jaaruitkering van € 20 000. Desalniettemin is er in deze situatie geen sprake van afzien van pensioen in fiscale zin en treden er geen sancties op. Althans daar leek het op. Er was zelfs een lid van de kennisgroep pensioenen van de belastingdienst die dit standpunt in een vakblad innam.
Signalering nieuwe standpunten kennisgroep pensioenen belastingdienst.
Een aantal nieuwe standpunten kwam in bovenstaande artikelen al aan de orde. Maar op www.belastingdienstpensioensite.nl heeft de kennisgroep pensioenen op 28 november jl. nog meer standpunten ingenomen. We stippen ze even kort aan:
Belastingplan 2012: levensloop en spaarloon eruit, vitaliteitsregeling erin!
Belastingplan 2012 biedt goed nieuws! De levensloopregeling wordt met ingang van 2012 afgeschaft. Opgeruimd staat netjes. Minder leuk voor werknemers (ook die met een bescheiden salaris) is de afschaffing van de spaarloonregeling, eveneens met ingang van 2012. Een nieuw fiscaal speeltje van onze beleidsmakende politici gaat beide regelingen vanaf 2013 vervangen: het vitaliteitssparen
Besluit versoepelt voorwaarden vervroegen pensioendatum. Fiscus begint in te binden na jarenlang geneuzel over vervroegen en uitstellen van de pensioendatum
De invoering van de Wet fiscale behandeling van pensioenen in 1999 bracht een aantal mooie flexibiliseringselementen met zich mee: vervroegen en uitstellen van de pensioendatum, variabiliseren van pensioenuitkeringen, uitruilen van ouderdoms- en partnerpensioen etc. De bedoeling was om tegemoet te komen aan de behoeften van individuele deelnemers aan pensioenregelingen. Dit was de uitdrukkelijke wens van de wetgever. De belastingdienst (lees het herengezelschap van het Centraal Aanspreekpunt Pensioen CAP) probeert al jarenlang de flexibilisering om zeep te helpen door allerlei ingewikkelde voorwaarden te stellen die gestoeld zijn op vergezochte fiscaaljuridische redeneringen. Vooral bij uitstel en vervroegen van de pensioendatum frustreert de belastingdienst een fatsoenlijke inkomensplanning. Er komt echter steeds meer maatschappelijke weerstand tegen deze starre opstelling van de belastingdienst. De inhoud van de besluiten van 9 september 2010 en van 30 augustus jl. inzake uitstellen en vervroegen duiden erop op dat de fiscus langzaam aan begint in te binden.
Geen getekende pensioenovereenkomst, geen pensioenvoorziening!
ij Rechtbank Haarlem speelde de volgende casus. Een DGA had in 2004 ruim vijf ton aan pensioenvoorziening op de balans staan. De inspecteur vond dat de BV geen pensioenverplichting was aangegaan en corrigeerde c.q. verhoogde de winst met vijf ton. Het opmerkelijke, zeg maar gerust het bizarre, in deze zaak was dat de belastingplichtige met drie niet-getekende pensioenovereenkomsten aan kwam zetten en verwachtte dat de inspecteur zou aangeven welke van de pensioenbrieven hij zou accepteren voor het vormen van een pensioenvoorziening.
Salarisstijgingen vlak voor pensioendatum. Bizar standpunt fiscus!
Salarisstijgingen in de laatste vijf jaar voor de pensioendatum, voor zover deze niet het gevolg zijn van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken, mogen in een eindloonregeling in beperkte mate tot het pensioengevend loon worden gerekend. Deze beperking houdt in dat salarisstijgingen slechts tot 2% boven de gemiddelde loonindex voor CAO-lonen zijn toegestaan. Dit staat sinds 1 juni 1999 (invoering Witteveen-wetgeving) in art. 10b lid 1 Uitv.besl. LB 1965. De vraag is hoe met de vijfjaarstermijn moet worden omgegaan bij uitstel van de pensioendatum. Zoals verwacht probeert de fiscus de termijn dan op te rekken. Maar eerst besteden we aandacht aan een recente uitspraak.
Stamrechtperikelen: geen toegestane uitvoerder, stamrecht belastfiscaal
Goudenhanddrukstamrechten mogen worden ondergebracht bij professionele verzekeraars, pensioenfondsen, banken, eigenbeheerlichamen gevestigd in de EU en natuurlijke personen tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat of heeft gestaan (zie art. 11 en 11a Wet LB 1964). Uitvoering door een niet toegestane uitvoerder betekent dat het stamrecht wordt belast. Recent verschenen twee rechterlijke uitspraken waar het op dit punt mis ging.
Wijzigingen AOW
Er is een wetsvoorstel ingediend dat bepaalt dat de AOW-uitkering met ingang van 1 januari 2012 pas ingaat op de dag dat je 65 wordt. Thans gaat de AOW-uitkering in, net zoals doorgaans het aanvullende ouderdomspensioen, op de eerste dag van de maand waarin je 65 wordt. Dit is uiteraard een bezuinigingsmaatregel. Daarnaast heeft het parlement inmiddels een voorstel aangenomen om de AOW-partnertoeslag met ingang van 1 augustus 2011 met 10% te verminderen.