Bij Rechtbank Middelburg speelde de volgende casus. Een DGA, die pensioen in eigen beheer heeft, is gescheiden. De vraag kwam aan orde of de ex-echtgenote pensioenaanspraken heeft en hoe groot die zijn. Van belang is dat de BV waar het pensioen is ondergebracht onvoldoende vermogen heeft. De ex heeft op basis van de Wet pensioenverevening recht op een deel van het ouderdomspensioen en wil dat haar deel bij een verzekeraar wordt afgestort. Omdat er niet voldoende vermogen was oordeelde de rechtbank dat de pensioenaanspraken naar evenredigheid moesten worden verdeeld (Rechtbank Middelburg, 22 december 2010, nr. HA ZA 090147). Dus als er 20% tekort aan vermogen is betekent dit het deel van het pensioen waar de ex recht op heeft ook met 20% wordt gekort. Een redelijke uitspraak.
Resultaten
Wettelijk recht op waardeoverdracht en lagere rekenrente: minder bijbetalen
Werknemers hebben, op grond van de Pensioenwet, recht op de waardeoverdracht van hun pensioenaanspraken bij verandering van werkgever. Tot 2008 werd de overdrachtswaarde berekend op een vaste rente van 4%, maar deze is nu gebaseerd op de marktrente. Deze marktrente wordt jaarlijks bepaald op basis van de per 1 oktober door DNB gepubliceerde rente termijnstructuur met een looptijd van 25 jaar. Het verschil tussen deze wettelijke rente en de tariefrente van 3% die verzekeraars hanteren in collectieve contracten kan belangrijke financiële consequenties hebben voor werkgevers. Als de wettelijke rente hoger is dan de tariefrente van 3% dan dient de nieuwe werkgever i.v.m. de binnenkomende waardeoverdracht bij te betalen, terwijl de oude werkgever i.v.m. de uitgaande waardeoverdracht juist geld terug krijgt van de verzekeraar. Let op: deze problematiek doet zich alleen voor bij overdrachten naar verzekeraars en niet bij overdrachten tussen pensioenfondsen. Bij een overdracht naar regelingen op basis van een premieovereenkomst beschikbarepremieregeling) of een kapitaalovereenkomst hoeft er niet te worden bijbetaald.
Prudent beleggingsbeleid van DGA-pensioenstichting wordt door Hoge Raad afgestraft
Een pensioenstichting die het pensioen van vijf voormalige DGA’s uitvoerde wijzigde het beleggingsbeleid nadat ook de laatste van die vijf met pensioen ging. Vrijwel de gehele aandelenportefeuille (55% van het totaal) werd verkocht en vervangen door effecten binnen het door de vermogensbeheerder geadviseerde defensievere beleggingspatroon. Daarmee werd een boekwinst behaald van ca. € 300.000 die door de fiscus tevens tot de belastbare winst werd gerekend. De belastingplichtige stichting trachtte, naar bleek tevergeefs, een beroep te doen op de ruilarresten om de belastingheffing uit te stellen (Hoge Raad, 3 december 2010, nr. 09/04361, 81 RO). Dit is een sneu geval. De vermogensbeheerder, ABN AMRO, adviseerde op basis van een interne richtlijn die voortvloeide uit haar zorgplicht, om de beleggingen te wijzigen teneinde de pensioenen meer zeker te stellen. Het gevolg daarvan is nu dat door belastingheffing minder middelen aanwezig zijn om het pensioen uit te keren. De vraag is of de adviseurs hier handig zijn opgetreden. ABN AMRO heeft de stichting namelijk de mogelijkheid geboden om van haar advies af te wijken. Daartoe zou de stichting uitdrukkelijk moeten verklaren dat zij zou afwijken van het advies van de bank en dat zij zich bewust is van de risico’s.
Besluit van 9 september 2010: Samenvoegen, actualiseren en een interessant nieuw punt
Er is weer eens nieuw besluit uitgebracht (besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M). Daarin worden vooral oude besluiten samengevoegd en geactualiseerd. Er zijn een paar nieuwe punten waarvan er maar één echt interessant is:
Belastingdienst beperkt inkoop dienstjaren DGAs
Wanneer een DGA uit dienst treedt bij de ene BV en in dienst treedt bij de andere BV dan kan hij zijn pensioen overdragen en, tegen toekenning van fictieve dienstjaren, inbrengen in de nieuwe pensioenregeling bij de nieuwe werkgever-BV. Volgens de belastingdienst mag het aantal fictieve dienstjaren niet meer zijn dan het werkelijk aantal dienstjaren bij de vorige werkgever-BV (Vraag & Antwoord 08-012 d.d. 24 maart 2009, www.belastingdienstpensioensite.nl).
Besluit van 3 juli 2008 en (verbreking)fiscale eenheid. Slot
In eerdere edities gingen wij al uitgebreid in op het besluit van 3 juli 2008 (nr. CPP2008/447M). Het besluit kan vervelende gevolgen hebben in de situatie dat sprake is van extern eigen beheer. Het pensioen wordt dan uitgevoerd door een BV waarbij de DGA niet in dienst is (bijv. een pensioen-BV of een holding-BV). De werkgever-BV dient dan premies aan de pensioen-BV te betalen teneinde het pensioen te financieren. Volgens het besluit dient bij de vaststelling van de premies voor open geïndexeerde pensioenen te worden gerekend met een fictieve na-indexatie (goedgekeurd is om een vaste stijging van 2% te hanteren). Voorheen mocht met een nettorekenrente van 4% worden gerekend. De vraag is of het besluit gevolgen heeft wanneer de fiscale eenheid, die een pensioen-BV en een werkgever-BV vormen, wordt verbroken en of art. 15ai Wet VPB 1969 (sanctie bij verbreking fiscale eenheid na overdracht van een vermogensbestanddeel) dan van toepassing is.