U dient ingelogd te zijn om de rest van dit artikel te lezen, klik hier om verder te gaan naar de loginpagina.
In hoeverre mag de hoogte van een periodieke uitkering varieren? Nieuw standpunt fiscus
Een stamrecht is een recht c.q. aanspraak op periodieke uitkeringen. Het begrip ‘periodieke uitkeringen’ komt voor in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964. De inhoud van het begrip is voor beide wetten identiek. Periodieke uitkeringen zijn een reeks van uitkeringen waarbij sprake is van een bepaalde onzekerheid. In het kader van pensioen, goudenhanddrukstamrechten en lijfrenten vormt het overlijdensrisico c.q. de sterftekans de onzekerheid. De sterftekans dient minimaal 0,94% te zijn (arrest Hoge Raad, 30 oktober 1991, nr. 27 215). Dit betekent dat er minimaal een kans van 0,94% moet zijn dat de reeks van uitkeringen ten einde komt door het overlijden van de gerechtigde. In concreto komt dit erop neer dat gedurende de uitkeringsperiode de verzekerde of beide verzekerden minimaal een kans van 0,94% moeten hebben om te overlijden.